
“Als je echt had willen werken, dan had je het wel gedaan”.
De bank in de kamer van de therapeut is van knalblauw leer en zit hard. Gerhard en ik zitten naast elkaar aan weerszijden van de bank, voor ons een lage tafel met een doos tissues. Eigenlijk precies zoals je het zou verwachten, net zoals het wollige roden jasje en het hippe stoppelbaardje van de psycholoog. Zonder naar Gerhard te kijken weet ik precies wat hij ervan denkt.
Op de vraag waarom we destijds voor elkaar hadden gekozen, kan ik snel en duidelijk antwoord geven. Ik voelde me destijds veilig bij hem. Het was natuurlijk ook na een periode waarin het voor mij belangrijker was dan ooit om veilig te zijn. Gerhard bood mij de steun die ik nodig had, was serieus waardoor ik ook opnieuw durfde te vertrouwen. En hij zou me nooit, nooit slaan.
“Naast vertrouwen en veiligheid, is het in een relatie belangrijk dat je je door de ander gesteund voelt om je ambities te verwezenlijken. Hoe was dat voor jullie?” De therapeut slaat zijn ene been over de andere en moedigt Gerhard als eerste aan om te reageren. Maarten kreeg na zijn inkoop in de maatschap veel meer verantwoordelijkheid, zeker toen hij extra personeel moest aantrekken. Had ik wel voldoende meegeleefd met hem in die fase?
Maarten beschrijft dat ik me steeds minder wilde bezighouden met de zaak die hij aan het opbouwen was. Onbewust zorgde dat ervoor dat hij de verhalen ook steeds minder vertelde. We gingen meer en meer onze eigen wereld creëren, los van de ander. “Maar ik was in die tijd wel erg trots als ik zag hoe ze bezig was om ons huis te verbouwen en de werkmannen daarin aan te sturen. Dat heeft ze echt met minimale middelen gedaan”. Maarten kijkt naar me en glimlacht. Hij bedoelt het goed. Maar was dit de steun die ik wilde, destijds? Het had weinig met mijn zelfontplooiing te maken. Ik bedenk me dat Maarten eerder in de weg heeft gestaan bij het bereiken van mijn dromen en ambities, dan dat hij eraan heeft meegewerkt.
De therapeut gaat erop door en vraagt wat we destijds hadden afgesproken over de verdeling van werk- en zorgtaken. Ik haak erop in en vertel over onze struggle die jarenlang voortduurde – tot het moment dat ik het had opgegeven nog iets te verwachten van Maarten hieromtrent. Maarten wordt zichtbaar kwaad. “Alsof ik niets voor het gezin over had! Nou, voor mij was het ook geen pretje hoor, al die files en eerder 60 dan 40 uur per week werken. Maar ik deed het voor het gezin. Ik deed het voor haar!” Hij priemt met een vinger mijn richting uit, zijn ogen staan hard.
Ik kijk terug en constateer: “En ik was natuurlijk niet dankbaar genoeg? Is dat het? Maar weet je: ik heb jou toch nooit gevraagd om zo hard te werken? Dat wilde je zelf, iedere dag opnieuw. Dan moet je mij dat achteraf niet gaan verwijten. Het enige dat ik jou heb gevraagd, ooit, was een papa-dag in te richten. En toen je dat niet lukte, schroefde ik het naar beneden bij om alleen een papa-middag te vragen. Ja toch?”
Ik kan hem bijna niet meer aankijken. Het is veel te kortzichtig om te stellen dat hij zo hard voor het gezin had gewerkt. Als we de zorg-taken beter hadden verdeeld en ik destijds ook op niveau had kunnen blijven werken, hadden we opgeteld als gezin meer financiële middelen gehad. Dan hadden we een gelijkwaardiger systeem gehad en had inderdaad niet alles van zijn kant hoeven komen.
“Je hebt nooit écht willen werken. Als je dat wel had gewild, had je het wel gedaan.”
Ik ben te verbluft om te reageren. Wat zegt hij nu? Onwillekeurig schuif ik nog verder de hoek van de bank in, van hem af. Hij lijkt op geen enkele manier meer op de man waar ik destijds verliefd op was geworden. Denkt hij nu écht dat ik destijds liever alleen maar thuis zat met de kinderen? Is hij vergeten hoeveel plezier ik had toen ik als opleidingscoördinator in Amsterdam werkte, vijf dagen per week? De tijd dat we nog allebei, als jonge honden, volop voor onze carrière gingen? Is hij onze ruzies vergeten uit de tijd dat Eva een dreumes was en ik keer op keer aangaf dat ik meer wilde werken dan ik deed – maar dat ik daarvoor ook zijn steun nodig had?
Ik doe mijn mond open – en weer dicht. Ik weet niet meer wat ik moet zeggen nu. De herinnering is gekleurd, we hebben verschillende werkelijkheden. Ik ben destijds gestopt met praten, gestopt met aangeven wat ik wilde – en daarmee is een beeld ontstaan dat ik het allemaal wel prima vond hoe het ging. Maarten heeft niet kunnen zien dat de reden dat we geen ruzie meer maakten, te maken had met het feit dat ik murw was geworden. En hier staan we nu. Onze eilanden zijn uit elkaar gedreven, we hebben allebei een eigen versie van ons huwelijk.
Ik kijk langs hem heen naar buiten. Daar is het ook grijs.
Er moet een brug gebouwd worden om onze werelden dichter bij elkaar te brengen – maar ik weet niet of ik daar de energie nog wel voor heb.

