Fragment Andante

“Jij hebt toch ook leuk werk voor erbij?”

Het stond al weken in de agenda – zoals dat gaat als je jonge ouders bent en de spontaniteit om ergens zomaar heen te gaan ver te zoeken is. Mijn moeder was voor de gelegenheid gisteren al gekomen. Het onvermijdelijke spel kolonisten had ze gisteravond ook alweer gewonnen. Vandaag was het onze dag: Maarten en ik hadden de handen vrij om een dagje samen naar de sauna te kunnen. Werken aan de relatie.

“Geniet er maar lekker van hoor!” roept mijn moeder ons na. Ze heeft David op de arm, hij zwaait ons driftig uit. Eva staat ernaast en kijkt boos. Zij had ook graag mee gewild naar het zwembad. Gelukkig weet mijn moeder dat straks wel op te lossen met een spelletje samen of en boekje voorlezen. Ik draai mijn hoofd om en laat me in de bijrijdersstoel zakken.

“Fijn he, even een dagje zonder kinderen”. Maarten lacht naar me en legt zijn hand op mijn bovenbeen. Ik laat hem daar liggen maar besteed er geen aandacht aan. Vroeger gingen we regelmatig naar de sauna. Toen was het voor mij noodzakelijke ontspanning na drukke werkweken. Het lijkt zo lang geleden. 

Ik laat mijn badjas zo lang mogelijk aan. Mijn lijf draagt de sporen van het baren van twee kinderen. Ook zonder in de spiegel te kijken weet ik dat ik veel dikker ben geworden. Misschien ook wel het gevolg van te veel wijn.

Als ik om me heen kijk zie ik dat ik niet opval tussen de anderen.  Jaren geleden keek ik amper naar al die andere blote lijven – ik was gefocust op Maarten en dat was genoeg. Nu komt al dat uitgezakte bloot veel directer op me af. Ik hoef me niet te schamen.

Na ons eerste saunarondje belanden we weer in badjassen in de relaxruimte. We duiken in de tijdschriften en bestellen verse jus d”orange en een lekker broodje. Prima.

“Lekker he”. Maarten zet zijn tanden in zijn broodje. Ik knik. Ik kijk naar hem, hoe hij een te grote hap neemt en dat zijn eten wegmaalt. Ineens mis ik de kinderen – nu moet ik zelf de stilte opvullen. “Hoe is het op je werk?” Een vraag waar hij altijd wel wat mee kan. Terwijl Maarten van wal steekt over klanten en werkprocessen, knik ik gedwee.

“Kom je nog eens kijken bij ons kantoor?” Ik werk nu al een jaar op de kleine uitgeverij en Maarten heeft het nog nooit van binnen gezien. Hij slikt zijn eten weg en kijkt me niet-begrijpend aan. “Hmmm. Ik heb al zoveel kantoorpanden van binnen gezien, ik weet wel hoe het er daar uit ziet”.

Juist. Daar heb ik dan niets meer op te zeggen. Ik zet een leeg glas voor me neer en wenk de ober. Een wit wijntje zo halverwege de dag kan best. “Fijn is het om hier te zijn hè” herhaalt Maarten. Ik knik, zeker, erg fijn. Vervolgens vlucht ik maar weer weg in een tijdschrift. Maarten volgt mij, waarmee onze conversatie helemaal opdroogt. Gelukkig valt in deze verstilde omgeving de leegte tussen ons niet zo op.

Met een tijdschrift voor mijn neus doe ik alsof ik lees. Maarten kwam niet kijken bij mij op kantoor omdat hij wel weet hoe een kantoor eruit ziet. Hij vergeet hiermee dat ik het misschien wel fijn vind om hem te laten zien waar ik werk. Dat is toch normaal in een relatie, wat betrokkenheid tonen? Natuurlijk kan ik Maarten nu direct en open zeggen wat ik wil, maar dan komt de actie niet spontaan vanuit hemzelf. Echte interesse is er dus niet en ik wil me niet opdringen. Zo bijzonder is ons kantoor nu ook weer niet. Evenmin als mijn werk – en daar vraagt Maarten ook nooit naar. Het zou best kunnen dat hij het onderwerp vermijdt omdat het zo pijnlijk duidelijk is dat ik daar helemaal niet op mijn plaats ben. Ik met mijn academische titel en managementervaring, die alleen maar bezig is om boekjes te vouwen. Toch werk ik er alweer een jaar.

Mijn moeder vindt dat ik er niet op neerkijken moet. Het maken van de boekjes is dankbaar en positief werk. Menig manager is bezig met vergaderen en belangrijk doen, maar kunnen best gemist worden. Daar heeft zij dan ook wel weer gelijk in. Ik voel me ook niet te goed voor het werk – het is meer dat ik het gevoel heb in kringetjes te draaien. Deze tijdelijke oplossing duurt gewoon al te lang.

De opmerking van Carla, twee week geleden, staat me nog pijnlijk voor de geest. Het was op Eva’s zesde verjaardag dat Carla uitgebreid vertelde over het oppassen op Eva eens per week. Ze besloot met: “Zo kan Anne er tenslotte ook even uit. Ja toch Anne?  Zo heb jij ook leuk werk voor erbij!” Ze keek er triomfantelijk bij. Mijn grimas werd opgevat als glimlach. Ze had pijnlijk gelijk:  ik had ook leuk werk voor erbij. Meer was het niet en zou het ook niet worden. Belangrijk werk is het niet, werk om trots op te zijn is het ook niet. Maar het is leuk werk voor erbij. En dat betekent dat we het er ook niet over hoeven te hebben, plus de werkplek niet hoeven te zien. Maarten heeft gelijk.

“Zullen we maar weer een rondje?” Maarten legt zijn tijdschrift neer en kijkt me uitnodigend aan. Natuurlijk. Bij het opstaan zorg ik ervoor dat de badjas niet openvalt. Ik loop achter Maarten aan. Ik ben de volgzame en zwijgzame vrouw geworden. Of gewoon moe, dat kan ook. Te moe om te praten en te moe om ruzie te maken. Het is altijd makkelijker om de strijd niet aan te gaan en mee te laveren op wat er verwacht wordt. We creëren onze eigen sleur die we zonder erover te praten, ondergaan.

We zijn nu net zo geworden als die stellen waar we vroeger samen zo om konden lachen. Ik weet het nog precies: zoals we vroeger op een terras elkaar konden aanstoten om heimelijk te wijzen: daar had je weer zo’n echtpaar. Zuur voor zich uit starend, elkaar niets meer zeggen of vragen, de stilte drukkend tussen hen in. Het is dat we nu de tijdschriften hebben om te verbloemen dat we het eigenlijk ook niet meer nodig vinden om interesse voor elkaar te hebben. En gelukkig hoef je in een sauna ook helemaal niet te praten. Een succesformule voor mensen die toch samen een dagje weg moeten af en toe. Het is prima zo.

Ik hang mijn badjas en handdoek op en ga achter Maarten aan het Turks Stoombad in. Het licht is getemperd, door de mist heen zien we talloze kleine lichtpuntjes die een sterrenhemel nabootsen. Behoedzaam beweeg ik me langs de mensen om een zitplaats te zoeken. Mensen zeggen niets en kijken strak de andere kant op: het is bijna een ongeschreven regel dat je in de sauna net doet alsof de ander niet bestaat. Het lijkt op de manier waarop Maarten en ik steeds meer langs elkaar heen leven: zonder elkaar aan te kijken of aan te raken. Zonder elkaar te zien.

Een paar uur later zitten we rozelig en tintelend, weer terug in de auto. “Wat hebben we een heerlijk dagje gehad he” zegt Maarten tevreden. Hij lacht er oprecht bij. Ik glimlach terug. Jahoor, we hebben het lekker gehad. Natuurlijk. Zolang we geen moeilijke gesprekken voeren lijkt het net of het allemaal goed zit. Net zoals Maarten is gaan denken dat het weer beter ging in de relatie op het moment dat we geen ruzie meer maakten. Als we het niet uitspreken, is het er niet. Het enige dat ik moet doen om dit huwelijk vol te houden, is zwijgen. De woorden inslikken die ik denk. Gevoelens onderdrukken – eigenlijk proberen niets anders meer te willen anders dan wat er voor mij is. Behoeftes uitstellen of helemaal onder het tapijt vegen. En het gezellig maken natuurlijk, zoals mijn schoonmoeder ook al influisterde: ik moet het wat gezelliger voor hem maken.