“Weet je wel dat kinderen altijd ziek zijn op de crèche?”
De klassieke muziek klinkt zachtjes door de kamer. Ik heb ergens gelezen dat piano- en celloklanken goed zijn voor de ontwikkeling van de hersenen. Natuurlijk heb ik meteen een hele collectie toegankelijke cd’s aangeschaft. Ik wil niets liever dan er voor haar zijn en het goed doen allemaal.
Ik ondersteun haar hoofdje in het babybadje, terwijl ik met mijn andere hand water over haar heen plens. Zachtjes neurie ik mee met de cd, vertel haar ondertussen wat ik doe en wat de plannen zijn voor vandaag. Het is beter om in volzinnen het kind volwaardig aan te spreken, dan mee te gaan in babytaal-gebrabbel. Ook dat heb ik ergens gelezen.
Eva schopt met haar beentjes in het bad. Ze kan nog niet rechtop zitten, ze is volkomen overgeleverd aan mijn hand die haar hoofdje ondersteunt. Ik ben me er griezelig concreet van bewust dat als ik haar los zou laten, ze onmiddellijk zou verdrinken.
Ik schud de gedachten van me af. Het is tijd om de kleine meid aan te kleden. Voorzichtig haal ik haar uit bad en sla direct een omslagdoek om haar heen. Ik dep haar met een luierdoek, sprenkel wat baby-olie over haar buikje en begin haar armpjes en beentjes zacht te masseren. Ik druk een kus op haar lieve kleine voetjes. Welke stappen zou zij in de wereld gaan zetten?
Beneden gaat de deurbel, om direct daarna gevolgd te worden door een sleutel in het slot. Mijn schoonmoeder kondigt zich gelukkig altijd eerst nog even aan. Ik hoor hoe ze haar jas ophangt en naar boven loopt. “Ha daar zijn jullie. Dag mijn lieve kleine snoezepoes. Ben jij net lekker in badje geweest?” Carla duwt me onwillekeurig opzij om haar kleindochter een zoen te geven. Ik laat haar begaan, wetend dat zij natuurlijk ook recht heeft op haar kleinkind.
“En nu moet je worden aangekleed. Dat komt mooi uit! Kijk eens wat oma voor jou heeft meegenomen?” Uit haar tas vist ze een pakje op. “Ik kon het niet laten liggen. Kijk hoe schattig!” Ze houdt een hardroze truitje met een groot Disney-figuur in de lucht. Ik slik en buig me snel voorover om Eva een luier om te doen. Hardroze vind ik een vreselijke kleur voor kleine lieve baby’s. En groteske opdrukken al helemaal. Het past niet bij mijn meisje – ik zie haar liever in pastelkleuren met kleine schattige motiefjes. Maar Carla merkt mijn aarzeling niet op en scheurt de labeltjes van de trui af. “Even kijken of het niet te groot is, ja? En anders is het gewoon op de groei. Maar moet je kijken hoe leuk!” Verrukt kirt ze naar Eva, die op haar manier een soort van glimlach laat zien.
Ik geef Carla een rompertje in handen. “Wil jij haar anders verder aankleden? Dan zet ik beneden alvast koffie”. Gek is dat, dat je je ineens overbodig kunt voelen bij je eigen kind. Maar misschien is het wel beter ook – ik wil tenslotte ook binnenkort weer aan het werk en dan heb ik haar nog hard nodig.
Even later komt Carla stralend met Eva op de arm naar beneden. Ik produceer een glimlach en zeg geforceerd dat het truitje haar erg mooi staat. Voor mij is het makkelijker om te zeggen wat ze wil horen, dan om eerlijk te zijn. Choose your battles – zou mijn eigen moeder hebben gezegd.
“En dan gaat Eva dus straks ook twee dagen in de week naar de crèche?” Roerend in haar koffie kijkt Carla me recht aan.
Mijn zwangerschapsverlof zit er bijna op. Hoewel ik mijn werk als opleidingscoördinator altijd leuk heb gevonden, zie ik er nu toch ook tegenop om weer terug te moeten. Ik schraap onbewust mijn keel om mijn antwoord helder naar voren te brengen.
“Ja. De crèche is hier vlakbij, het ziet er goed uit. Ze komt in de baby-groep, ze hebben er allemaal leuk speelgoed. En ze is ook alweer bijna vier maand toch?” Ik neem een slok van de koffie en kijk weg. Het lijkt er verdorie op dat ik haar toestemming vraag.
“Tsja. Jullie meiden lossen het tegenwoordig nu eenmaal anders op dan wij vroeger” begint mijn schoonmoeder zuinig. “Maar eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat ik het niet ideaal vind voor jonge kinderen hoor. Moet je nu kijken naar Eva, ze is toch eigenlijk nog niet veel meer dan een heel klein prulletje”. Samen kijken we naar haar, zien we hoe ze sabbelt op een speeltje in de box. Ja, ze is inderdaad nog maar klein.
“En ja, als ze nog zo jong zijn, dan zijn ze het meest gebaat bij rust en regelmaat in de eigen thuissituatie. Zo denk ik erover. Jij moet doen wat je wilt hoor, en ik begrijp het ook wel, maar ja – voor Eva is het natuurlijk niet het beste”.
Ze onderstreept haar woorden met het krachtig neerzetten van haar kopje. Het doet me pijn aan de oren. Heeft ze misschien gelijk, is het inderdaad egoïstisch van mij om weer aan het werk te willen? Hoe graag wil ik dat eigenlijk? Of vind ik dat het moet, omdat ik het met mezelf heb afgesproken en ze er ook op het werk op rekenen? Mijn blik vertroebelt – ineens weet ik niets zo zeker meer.
Carla vervolgt: “Ik ben vroeger ook thuisgebleven toen Maarten kwam. Maar dat was in onze tijd ook heel normaal.” Ze laat een stilte vallen voordat ze verder gaat. “Ach. Ik benijd jullie jonge vrouwen ook eigenlijk helemaal niet hoor. Allemaal moeten werken terwijl je moedergevoel zegt dat je verantwoordelijkheden natuurlijk gewoon thuis liggen. Want zo is het toch? Ik zou het niet kunnen hoor, deze kleine lieverd naar die onpersoonlijke crèche sturen. Weet je dat de kinderen daar altijd ziek zijn?” Ze kijkt me hard en bijna beschuldigend aan. “En meer dan om de week een dag, kan ik ook echt niet voor je doen. Daarvoor heb ik nu eenmaal zelf teveel verplichtingen. Het leven is mij al druk genoeg”. Carla staat op en loopt naar de gang om haar jas te halen.
Ietwat beduusd blijf ik nog even zitten. Natuurlijk weet ik best hoe Carla erover denkt, maar het hakt er toch even in als het zo uitgesproken wordt. Als jonge moeder voel ik me nu toch al niet zo sterk. Hoe makkelijk was het vroeger om beslissingen te nemen. Nu ben ik voortdurend bezig belangen af te wegen. Hoe zwaar telt mijn eigen belang ten opzichte van Eva’s belang? Hoe schadelijk en ziekmakend zou de crèche in werkelijkheid zijn? Ik stel vast dat ik makkelijk uit balans te brengen ben en dat ik lang niet meer zo overtuigd van mijn handelen ben als vroeger. Voor het eerst zie ik niet alleen op tegen het wegbrengen van Eva naar de crèche, maar ook om mijn werk inhoudelijk weer op te pakken. Zou ik het allemaal nog wel aankunnen? Zou ik nog wel kunnen voldoen aan de verplichtingen die bij de functie horen? Ik heb nu alweer zolang in een cocon gezeten, afgesloten van alles, dat het niet anders kan of mijn geestelijke vermogens zijn ook afgestompt. Het lijkt wel of ik niets meer weet.
Ik slik en sta ook op, herpak mezelf. “Fijn dat je aangeeft wat je wel en niet kan Carla” zei ik. “Maarten en ik lossen het zelf wel op. Maak je geen zorgen” Ik plooi een glimlach op mijn gezicht en probeer er hartelijk bij te kijken. Ik heb haar toestemming niet nodig. En ook hier moet ik gewoon maar weer inspringen, net zoals ik me als peuter heb laten vallen bij de trap. Ik schud mijn schouders, alsof ik op die manier ook de zorgen van me af kan schudden. Ik ben het aan mezelf verplicht me weer in een nieuw leven, als werkende moeder, te storten. Als ik niet verkramp, kom ik vanzelf ongedeerd weer beneden.
We pakken elkaars schouders en zoenen in de lucht. Ik ben nu wel de moeder van haar kleinkind, maar de hartelijkheid is nog altijd geveinsd.


