
“Weet je wel dat kinderen altijd ziek zijn op de crèche?”
In Nederland hebben we te maken met een diep gewortelde moederschapscultuur. Als vrouwen kinderen krijgen, wordt verwacht dat ze die belangrijker vinden dan hun carrière en dat ze hun eigen leven vervolgens in dienst stellen van het welzijn van het kind. Het begint met de dwang om zo lang mogelijk moedermelk te geven, vervolgens mag je een kind niet langer dan drie dagen naar de crèche brengen en tenslotte moet je als taxicentrale je kind faciliteren met muziekles, sport, yoga en scouting. Julia Wouters geeft in haar boek “De Zijkant van de macht” (2018) aan dat wetenschappers allerlei verklaringen hebben voor het gegeven dat de moederschapscultuur in Nederland zo sterk is.
Eén factor komt voort uit de positie van Nederland in de Eerste Wereldoorlog: omdat wij neutraal bleven, hoefden de mannen niet naar het front en werden zij dus ook niet vervangen door de vrouwen, die elders in Europa wel de fabrieken en samenleving draaiende hielden. Daarnaast zorgde de stabiele welvaart in Nederland ervoor dat het voor vrouwen ook niet nodig was om te werken – voor mannen gold het zelfs als statussymbool om hun vrouw thuis te houden. In 1967 vond nog altijd 82 procent van de mannen dat getrouwde vrouwen niet moesten werken, maar zich volledig op de kinderen en het huishouden moesten storten. Nu vindt nog maar 20 procent dat moeders met jonge kinderen (tot drie jaar) niet behoren te werken – desalniettemin vindt 87 procent van de Nederlanders dat moeders niet langer dan drie dagen zouden moeten werken (Sophie van Gool, 2021). Het hele systeem is nog altijd primair ingericht op de anderhalve verdiener (zowel fiscaal als wat sociale zekerheid betreft – aldus Jessica van Ruitenburg van de FNV). We hebben te maken met sociale normen die van generatie op generatie zijn doorgegeven, met patronen die zijn vastgelegd in beleid en met oordelen over wat een goede moeder is. Probeer daar als jonge moeder maar eens ongevoelig voor te zijn.
Julia Wouters schrijft dat onbewuste vooroordelen, verankerd in wat mannelijke en vrouwelijke eigenschappen zouden zijn; ten grondslag liggen aan de onzekerheid van veel vrouwen. Vrouwen dienen immers vooral zorgzaam, meelevend en vragend, luisterend en gericht op samenwerking te zijn. Met deze eigenschappen wordt je aardig gevonden – maar het maakt je niet competent. Als een vrouw zich echter assertief, daadkrachtig en resultaatgericht opstelt in haar werk (de “mannelijke eigenschappen” zogezegd), wordt ze als kenau en haaibaai weggezet. Het blijft voor vrouwen, die naast hun moederschap ook nog ambities hebben; koorddansen om werk en zorg te combineren en te dealen met de ambigue verwachtingen en vooroordelen. Tegen deze achtergrond zijn veel vrouwen (en vooral jonge moeders) onzeker over hoe ze invulling moeten geven aan de verschillende rollen in hun leven.
In onderstaand fragment lees je hoe de jonge Anne, het einde van haar zwangerschapsverlof in zicht, worstelt met waar ze goed aan doet. Ze wil terug in haar oude baan maar is niet ongevoelig van de mening van haar schoonmoeder die een crèche maar niets vindt. Het maakt haar, gevoelig als ze is als jonge moeder, vreselijk onzeker:

